Een appartement in Moskou
Ed Hoeks • 11 juni 2023
Wie woonden er in Tretjaya Tverskaya Yamskaya? Het kleinste Nederlandse appartement buiten Nederland. Eén van de oud-bewoners roept op tot een reünie. Huurders aller tijden, verenigt U!
Een appartement in Moskou
Het kleinste appartement dat het Ministerie van Buitenlandse zaken wereldwijd huurde, bevond zich aan de “Tretjaya Tverskaya Yamskaya”. Dit was een obscuur achteraf zijstraatje van de toenmalige “Oelitsa Gorkowo”, de straat die nu, als de huidige verkeersader “Tverskaya”, naar het Rode Plein meandert. Twintig minuten lopen van het Bolsjoi Theater. Het was een relatief laag gebouw van vier verdiepingen, waarvan de tweede etage door de Nederlandse ambassade werd gehuurd. Op de begane grond woonde de militair attaché van Algerije, een kolonel. Recht boven ons op de derde verdieping was de manager van Swiss Air gehuisvest, een man van wel 120 kilo. Terwijl bovenaan op de hoogste verdieping de Franse adjunct-militair attaché zijn woning had. Dit was een kleine sportieve verschijning, eveneens een kolonel, die zelden sprak.
De achterzijde van deze appartementen zag uit op een kleine binnenplaats, de “dwor”, waar de bewoners hun auto konden parkeren. Er bleef dan nog net genoeg plaats over om wat tennisballen tegen een klein muurtje te slaan. Bij de achteringang van de “dwor” stond een klein houten politiehuisje, waarin meestal, maar lang niet altijd, een Militsia zat. Deze noteerde trouw wanneer een van de bewoners het pand verliet en wanneer betrokkene weer thuiskwam. Buitenlanders woonden in Moskou nu eenmaal altijd gedwongen bij elkaar in speciaal daartoe ter beschikking gestelde flats. Ál deze flats hadden een Militsia voor de deur, die het ‘va-et-vient’ van de bewoners en vooral ook van bezoekers controleerde.
Ons appartement was niet alleen het kleinste van de veelal uiterst lelijke wooncomplexen voor buitenlanders. Omdat het een beetje verscholen lag achter de hoofdverkeersader, hadden gasten ook nog eens moeite het te vinden. Het straatje zelf was ’s avonds vaak slecht verlicht en de lampen in de aankomsthal van het appartement waren nogal eens defect. Als gast moest je je dan niet laten intimideren door de onheilspellende sfeer die dit halfduister opriep. Deze verscholen ligging had wel als voordeel dat bezoek niet heel erg opviel en via een portaal aan de voorzijde min of meer heimelijk naar binnen kon. Aldus werd dit appartement ook gebruikt voor de ontvangst van politieke dissidenten.
Deze onopvallende ingang bleek niettemin een valse illusie van discretie te hebben gewekt, want bij een latere veiligheidscontrole bleek dat dit appartement meer dan andere diplomatenwoningen erg ruim voorzien was van afluisterapparatuur. Oei, oei, ik moest denken aan mijn Duitse oom, Stalingradveteraan, die, ooit bij ons op bezoek in Moskou, na het diner soldatenliederen was gaan zingen. Hij had zijn hymnes afgesloten met “roekie vjerch” (Russisch voor: “handen omhoog”). Ik hoopte maar dat zelfs de microfoons daar zo ontdaan van waren dat ze geweigerd hadden dit te registreren.
Eens in de zoveel tijd kwamen de Algerijn, de Zwitser, de Fransman en ik bij elkaar om onze huisvestingszaken te bespreken: een lekkage, een kapotte elektriciteitsmeter, een ontbrekende tegel in de hal, dat soort dingen. Onze invloed op de uitvoering van noodzakelijke reparatiewerkzaamheden door een protocolafdeling van het Sovjet-ministerie van Buitenlandse Zaken was weliswaar zeer gering, maar deze huiselijke bijeenkomsten hadden een soort verbroederingseffect. Al spoedig spraken we ook over andere onderwerpen, waarbij de regelmatig voor ons appartement posterende Militsia een vast onderdeel van het menu werd. Ging deze diender zijn boekje niet te buiten, wanneer hij onze Russische gasten om hun documenten vroeg?
Een bezoekende zakenman vertelde me eens dat hij bij nadering van ons appartement bang was geweest met een loden pijp van achter op zijn hoofd geslagen te worden. Deze zelfde man, die zijn geld in Bulgarije verdiend had, probeerde nu zijn commercieel geluk in Moskou. Aan zijn zakenrelaties had hij een Bulgaarse vriendin overgehouden, Snezhana, die hij soms meebracht, wanneer hij bij ons thuis genodigd was voor een borrel of diner. Snezhana was, als Bulgaarse, verontwaardigd dat zij, als niet-Russin, op de binnenplaats aan de procedure van document-controle werd onderworpen. Haar begeleider mengde zich met bravoure in de woordenwisseling met de Militsia. Hij speelde het zo hoog op, dat de arme Militsia Snezhana dan maar met een slap handgebaar ongecontroleerd liet doorlopen.
Het was precies een maand later, bij een volgende gelegenheid, dat onze zakenvriend met pijnlijk hoofd bij ons aanbelde. Ergens in het donker had hij kennelijk een onverwachte mep gekregen. De kwetsuur viel gelukkig erg mee, maar of er enig verband was met het gekibbel van vorige maand, dat hebben we altijd stiekem vermoed, maar nooit met zekerheid geweten.
Na ruim vijftig jaar huur heeft Den Haag met tegenzin de “Tverskaya Yamskaya” afgestoten in ruil voor een ruimere behuizing. Wonen aan de “Tverskaya Yamskaya” had altijd iets avontuurlijks gehad. Juist omdat het zo afwijkend was, voelde je je trots dat je er mocht wonen. Eigenlijk zouden alle collegae die nog in leven zijn en die dit appartement over de jaren ooit bewoonden, eens bijeen moeten komen om alle verhalen en legendes die eraan kleven, uit te wisselen. Een huisreünie! Laten zij, die dit lezen, zich melden. Ik organiseer het graag.

