Hanoi of Moskou?
Ed Hoeks • 23 september 2023
Hanoi of Moskou? Twee plaatsen op twee werelddelen, zo'n 7000 km uit elkaar. Verschillende landen, verschillende volken en verschillende gebruiken. Voor boodschappen 1000 km naar links of naar rechts. En uiteindelijk maakt het niet zoveel uit.
Een nieuwe post
Vanuit mijn eerste post Nairobi werd ik overgeplaatst naar Hanoi. Een kamer in hotel ‘Tongh Nhat’ zou mijn huisvesting worden. De badkamer, te delen met de Belgische ambassadeur, diende daar ook als keuken. In de eetzaal, zo had ik gehoord, kon je ratten onder de tafels zien wegrennen. Hanoi was de enige post ter wereld, waarvoor je een vaccinatie tegen de pestbuilen (u weet wel, die middeleeuwse ziekte) kreeg ingespoten. Ik had er wel zin in. Spannend en avontuurlijk! Dit was precies de reden waarom ik voor de Buitenlandse Dienst had gekozen. Mijn voorganger in Hanoi schreef me dat de alcoholconsumptie in het hotel tegen de pijngrens aan lag. Ik was gewaarschuwd. De oorlog was nog maar zes jaar geleden beëindigd en de overwinningsroes van de Ho Chi Minh adepten stroomde door de stad. Als student in Amsterdam had ik de demonstraties (“Ho, Ho, Ho Chi Minh”) sceptisch gevolgd.
Hanoi? Of toch niet?
Nu was het zover, Saigon was gevallen en de gerontocratie in Hanoi vierde feest.
Een in de laatste weken in Nairobi opgelopen geelzucht gooide helaas roet in het eten. Ik mocht voorlopig niet naar de tropen. Mijn onbezonnen, maar dringende verzoek toch maar te mogen afreizen, (ik had al wat beginselen van die gekke toontaal geleerd) mocht niet baten. Ik wist wel dat je met een recente geelzucht voorzichtig moest zijn met alcohol. Ik was dan ook tijdelijk geheelonthouder geworden. Een verre voorganger was met hepatitis in Saigon zelfs chronisch ziek geworden. Bovendien: een koud klimaat zou me nu goed doen. Het werd Moskou. Later zou ik alsnog wel eens in Vietnam kunnen dienen, zo troostte de personeelsdienst me (hetgeen ook is uitgekomen). In Moskou hoorde ik dat het werk in Hanoi niet gemakkelijk was geweest: de bureaucratie was er traag, de lokale contacten schaars en de taal moeilijk. Naar Nederland bellen was praktisch onmogelijk. Inkopen deed men in het zo’n 1000 km zuidelijker gelegen Bangkok.
Moskou
Na aankomst in Moskou, logeerde ik in hotel Ukraina, een spectaculair gebouw uit het Stalin-tijdperk, gelegen aan de rivier de Moskva. Een ander licht, een andere kleurschakering. Ook hier ongedierte in de eetzaal, dat wil zeggen, als je daar überhaupt terecht kon, want juist in de tijd dat ik er logeerde was er een partijcongres gaande. De zaal zat meestal vol met congresgangers, zodat ik leerde om al om halfzeven ’s morgens te ontbijten en om vijf uur ’s middags te dineren. De dikke dezjoernaja (etagedame) bracht me om zes uur ’s morgens thee op de kamer. Soms lukte dat vroege dineren niet en ging ik met een knagend gevoel naar bed. Op de kanselarij, gelegen in een afgelegen klein straatje, waren de omstandigheden evenmin erg luxueus. Ik hield kantoor in de donkere onderaardse krochten van het bijgebouw, het voormalige bediendenvertrek. Vanuit een smal raampje, ter hoogte van het plafond, kon ik nog net de zwart glimmende politielaarzen zien van de militia, die voor de ambassade posteerde. Een deprimerend uitzicht. De Chef de Poste werkte in het hoofdgebouw ernaast, op de eerste verdieping. Die etage noemden we: “boven de boomgrens”. Dat hoofdgebouw was een stadspaleisje dat een Russische aristocraat ooit voor zijn maîtresse had gekocht. De werkkamer van de ambassadeur bevond zich in de voormalige huiskapel. Om daar te komen, moest je de open binnenplaats over. De sport bestond er uit om bij min twintig graden Celsius zonder jas over die binnenplaats te wandelen. Iedereen deed dat. Pas wanneer het kouder was dan twintig garden (de minus lieten we maar achterwege, dat sprak vanzelf), mocht je een hoofddeksel (de Russische “chapka”) dragen.
Het verschil
Wat deden we daar nu de hele dag? De Sovjet-Unie was net drie jaar eerder Afghanistan binnengevallen. De Olympische Spelen in Moskou van 1980 waren internationaal geboycot. Het aanhalen van de banden werd niet gestimuleerd door Den Haag. Bezoek van zakendelegaties werd regelmatig afgeblazen. Visumproblemen of gecancelde vluchten. Toch waren we enorm druk, al was het alleen maar omdat alles wat je deed meer tijd kostte dan normaal. In de residentie van de ambassadeur bevond zich de enige telefoon, waarmee naar Nederland gebeld kon worden. Dit deden we slechts in hoogst uitzonderlijke gevallen, hooguit één keer per maand. De ambassadeur moest daar uiteraard toestemming voor geven, waarbij je ook de reden van je telefoontje naar Nederland moest vermelden. Die reden moest wel dringend zijn. Onze inkopen deden we in het zo’n 1000 km noordelijker gelegen Helsinki. De Sovjet bureaucratie was langzaam, de lokale contacten schaars, de taal moeilijk. Niet zo veel verschillend dus van de situatie in Hanoi, dat ook wel “klein Moskou in de tropen” werd genoemd. Het heeft voor mijn leerproces niet zo veel uitgemaakt: Hanoi of Moskou.

