Een fatsoenlijk stuk kurk
Caroline de Westenholz • 29 april 2023
Een typering is niet altijd lovend. Zeker niet als je bekend bent en bloot staat aan ieders (voor) oordelen. Maar soms zijn ze heel raak, ook al zijn ze dan nog steeds niet leuk.
Als ik in Nederland ben lees ik bijna altijd de column van Casper Postmaa in Den Haag Centraal. Dit keer ging die over zijn ontmoeting, rond Pasen 2002, met jonkheer mr Marinus van der Goes van Naters, die blijkbaar de eerste fractievoorzitter van de PvdA was geweest. Postmaa noemt hem 'de rode jonker'. Hij was toen honderdtwee jaar oud en zou pas drie jaar later sterven.[1] Ik kende iemand van die naam. Hij heette bij mijn ouders thuis in Wassenaar eenvoudig 'Goes', zijn voornaam heb ik nooit gehoord, en hij woonde verderop aan de Konijnenlaan, naast de voormalige burgemeester van het dorp, Molly Geertsema. Hij zal deze ook wel goed gekend hebben. Als politieke tegenstander, neem ik aan, maar naaste buur - als dit tenminste dezelfde persoon was. Volgens Wikipedia, zie ik nu, werd deze ook wel het 'orakel van Wassenaar' genoemd. Mijn moeder was min of meer bevriend met ‘Goes'.
Postmaa gaat voort te vertellen over 's mans vriendschap met Willem Drees, over wie hij blijkbaar eens zei: 'Drees was een fatsoenlijk stuk kurk eigenlijk. Razend knap hoor, dat stuk kurk had altijd alles gelezen wat er maar te lezen viel, maar je had nooit de indruk dat het tot zijn gemoed sprak.' Mooie uitdrukking! In 1945 volgde hij Drees op als fractievoorzitter.
Vervolgens vertelt Postmaa waar de ontmoeting plaatsvond: in Van der Goes' huis aan de Wassenaarse Konijnenlaan, 'de duurste plek in Nederland om te wonen.' Aha, dacht ik. Het betreft dus wel degelijk 'onze' Goes.
De journalist moest lang wachten op zijn gastheer, aldus de journalist. Het interieur van de benedenverdieping van zijn huis leek nog het meest op dat van een kraakpand. Uiteindelijk kwam Van der Goes naar beneden, in een korte broek, want het was zomer. De grote ouderdom (hij was immers 102) had een menselijke ruïne van hem gemaakt, schrijft Postmaa.
Dat klopte helemaal met het beeld dat ik zelf van hem had.
Eens wandelde ik in de avondschemering door de Konijnenlaan, met een van onze Pekinezen. Het was in de zomer van, meen ik, 1995, en ik logeerde bij mijn moeder die op nummer 38 resideerde. Bij de grote, dichte heg voor het huis naast dat van de Geertsema's, die daar toen allang niet meer woonden, stuitte ik op een golden retriever die los van de lijn liep - niet verstandig, in een rustig laantje waar sommige automobilisten geregeld Grand Prix speelden en het ongegeneerd op een scheuren zetten. Ik schrok toen ik in het halfdonker in het struikgewas een hele oude man ontwaarde in een grote, witte onderbroek en een wijd, openhangend hemd. Hij zei iets tegen me, ik weet niet meer wat, maar gelukkig had ik mijn hond wel aan de lijn en ik maakte meteen rechtsomkeert. Wie was die engerd?
'O, dat was Goes,' zei mammie rustig, toen ik het haar vertelde. Zij moest er wel om lachen. Erg geruststellend. Mijn moeder was niet makkelijk te shockeren. En die onderbroek zal dus wel een korte broek zijn geweest, omdat het zomer was...

